Translate

Wednesday, January 7, 2015

Breek de glazen kooi van automatisering voor excellent vakmanschap

De huidige dynamische tijd vraagt van bedrijven dat zij nog sneller veranderen, nog flexibeler worden en zijn er steeds minder vaste patronen. Vakmanschap wordt steeds belangrijker en tegelijkertijd ontbreekt er vaak de tijd voor ontwikkeling. In zijn afscheidsrede(2014) refereert Prof. Andre Wierdsma naar Sennett die zich zorgen maakt over moderne organisaties, die mensen niet meer de tijd gunnen hun vakmanschap te ontwikkelen en dat geldt voor operators, kenniswerkers en voor leidinggevenden. Goed zijn wordt vervangen door goed lijken te zijn. Vakmanschap toont zich in het vermogen om te gaan met weerstand en afwijkende situaties en dat vraagt toewijding en tijd. En ondertussen nemen snelheid, tijdelijkheid en de informatisering van het productie proces toe. Hoe gaan we dan tijd voor vakmanschap reserveren?

In een onderzoek van Randstad en VAPRO (2013) met als titel: Vitaal en productief werken in de industrie, concluderen de onderzoekers dat:
  • de economische schade aanzienlijk zal zijn, wanneer weinig actie wordt ondernomen om de inzetbaarheid van procesoperators te verduurzamen; 
  • industriële bedrijven steeds hogere eisen stellen aan hun procesoperators gericht op vaktechnische kennis en vaardigheden en het daarbij behorende professionele gedrag; 
  • er een tekort aan vakbekwaamheid op de werkvloer is. 
Om het tekort aan vakmanschap op te vangen, wordt de snelheid van automatisering in de fabriek opgevoerd. In steeds meer fabrieken tref je de situatie aan dat een paar mensen een enorme fabriek aan het besturen zijn. Of misschien beter gezegd; je ziet een paar mensen die naar een groot aantal schermen kijken, de aansturing is namelijk al door software overgenomen.


Het is echter niet alleen in de fabriek waar vakbekwaamheid onder vuur ligt. Nicolas Carr somt in zijn nieuwe boek: De glazen kooi, tal van beroepsgroepen op waar de vakbekwaamheid onder invloed van de automatisering op het spel staat; de piloot, de operator in de fabriek, de zorg professional, de architect, etc. Op de automatische piloot pleit men vaak voor meer opleiding om de vakbekwaamheid te versterken; de politiek met haar leven-lang-leren beleid en met haar redenering dat opleiding prioriteit nummer 1 in onze kenniseconomie zou zijn, de vakbonden en natuurlijk de opleidingsbureaus. Toch zie je ook de aarzeling bij bedrijven om echt te kiezen voor opleiden, nog even afgezien dat veel opleidingen veelal niet het gewenste resultaat opleveren. Er speelt nog een andere rationaliteit mee: bij de ontwikkeling en gebruik van software voor commerciële doeleinden, legt de zorg om het menselijk talent, het namelijk vaak af tegen het vooruitzicht dat er tijd en geld bespaard kan worden. De vraag is vervolgens hoe opleiden en leren zou kunnen anticiperen op de automatisering van werk en hoe zouden we werk kunnen organiseren opdat de kans groter is dat mensen engaged aan het werk zijn en wat is dan het perspectief van werkplek of werkend leren (zie ook M. Lombardo, Tapscot)?

Automatisering en vakmanschap 
Nicholass Carr schrijft een intrigerend verhaal over wat automatisering met ons doet. In zijn vorige boek: The Shallows had hij al gewaarschuwd dat we door Internet (Google) dommer worden. Zijn nieuwe boek sluit aan bij de discussie over robotisering in de maatschappij, de massa ontslagen bij banken, het fenomeen dat in Amerika de winst bij veel bedrijven flink toeneemt maar de werkgelegenheid nauwelijks stijgt en dan met name voor de middenklasse. Er zijn steeds meer bedrijven die hun productie capaciteit naar de westerse wereld terugbrengen; alleen voegt het vrij weinig toe aan de werkgelegenheid op de midden lange termijn. Er zijn in veel bedrijfstakken namelijk steeds minder mensen nodig, om nog meer te produceren.

Een voorbeeld over automatisering:
Nicholas Carr neemt als voorbeeld de rol van piloten in vliegtuigen. Het is al weer even terug dat naast de piloten het overige personeel in de cockpit verdwenen is. De piloot heeft nu enkel nog bij de start en bij de landing bij wijze van spreken zijn handen aan de stuurknuppel of aan de joystick bij de Airbus. Verder kijkt de piloot naar schermen en metertjes. Op zich zou voor het stijgen en landen de piloot nauwelijks meer nodig zijn; als we op afstand kunnen opereren en bombarderen met drones, kunnen we ook op afstand een vliegtuig besturen. Nog even en de co-piloot zit niet meer in het vliegtuig maar ergens in een centrale met veel schermen. Blijft wel de vraag of passagiers hiermee zullen instemmen. Illustratief zijn productiebedrijven met kleinere installaties op verschillende locaties; de trend is dat alle 'fabriekjes' worden aangestuurd vanaf 1 centrale regel kamer; het maakt niet meer uit of je naar een scherm in de fabriek kijkt of naar een scherm aan de andere kant van de wereld. De brugwachter is bijvoorbeeld een beroep van het verleden, om maar wat te noemen. En vers in het nieuwe jaar vertelt het nieuws dat de eerste container schepen gelost worden op een volautomatische terminal, met onbemande kranen. Kraanmachinisten zijn daarbij nog wel nodig, maar ze zitten nu in een kantoor, achter een scherm.

Automatisering heeft de neiging ons te veranderen van handelende personen in waarnemende personen. In plaats dat we het stuur in hand nemen, kijken we naar een beeldscherm, een smartfoon en ‘morgen’ naar de smartwatch. Die verschuiving maakt ons leven eenvoudiger, maar ze maakt het ook lastiger om expertise te verwerven en te onderhouden. Onze neiging tot onachtzaamheid laat zien hoe snel onze concentratie en ons bewustzijn kunnen vervagen wanneer er niet voortdurend van ons gevraagd wordt te reageren op onze omgeving. Uit experimenten blijkt dat wij beter blijven opletten wanneer een systeem regelmatig fouten maakt. Cognitief psychologen noemen dit fenomeen het ‘generation effect’. Voor het generatieve effect is het belangrijk dat je je ergens voor moet inspannen en dat probeert automatisering nu vaak weg te nemen of te verminderen.

Dit speelt ook met flow; Mihaly Csikszentmihaly liet in zijn onderzoek zien dat je de meeste flow in je werk ervaart en niet in je vrije tijd. Je kan flow ervaren wanneer je je inspant, geconcentreerd bent en bij wijze van spreken je omgeving nauwelijks meer waarneemt en ook niet gestoord wordt door je omgeving. Op tal van plaatsen richten we in toenemende mate het werk zodanig in, dat mensen nauwelijks meer ‘flow’ kunnen ervaren, zij hoeven zich namelijk steeds minder echt in te spannen. Dan is het geen wonder dat die medewerkers niet meer zo gemotiveerd lijken. Vervolgens vertellen we als adviseur aan leidinggevenden dat zij uitdagender werk voor hun medewerkers zouden kunnen communiceren en ik vermoed dat dat voor velen wel eens een lege huls kunnen betekenen; wat heeft de luchtvaartmaatschappij de piloot te bieden? Wat heeft de productie manager de operator te bieden?

Om iets heel goed te kunnen, om vakbekwaam te zijn, moet je het in je neurale circuits weven en herhaaldelijk weer uit je geheugen halen en opnieuw gebruiken. Dat zou voor de piloot betekenen dat hij weer meer de stuurknuppel gaat vasthouden, om het gevoel niet te verliezen en om alert te blijven. Het was laatst ook helemaal niet zo’n gek idee dat studenten geen laptop of tablet de collegezaal mogen meenemen, even afgezien van de betutteling. Voor de operator in de fabriek is dat best lastig; in toenemende mate is namelijk het anticiperen op veranderingen reeds in de apparatuur geprogrammeerd; het proces neemt autonome beslissingen en van een aantal beslissingen heeft de mens achter het scherm geen weet. Grote productie bedrijven maken simulaties, opdat mensen hun bekwaamheid onderhouden, al betekent dit weinig voor alertheid. Bedrijven die niet het financiële vermogen hebben simulaties te ontwikkelen, zullen creatieve manieren moeten bedenken waardoor operators scherp blijven. Bright in Carr vond tal van bewijzen dat automatisering leidt tot de vraag naar minder vaardigheden, de deskundigheid kan namelijk in de machine geleverd worden.

Hoe meer de interface de menselijke inspanning vervangt, hoe minder de gebruiker in staat zal zijn zich aan nieuwe situaties aan te passen. Het onbewuste staat te weinig ‘standby’, waardoor je niet alle relevante factoren klaar hebt staan en met enkel het bewuste denkvermogen ga je het op korte termijn niet redden om in te spelen op afwijkende situaties. Vergelijk het met auto rijden; wanneer ik maanden niet heb auto gereden, ben ik het eerste half uur in de auto minder scherp. Met andere woorden zonder praktijk en oefenen gaat het vakmanschap achteruit. En als je niet blijft oefenen, zal elk talent dat je hebt verworven weer wegzakken! Mensen staan aan het eind van een opleiding op scherp; het onbewuste is volgetankt en vervolgens wordt het niet meer onderhouden. Er zijn tal van fabrieken die bijna geen stops meer kennen; de stop en start procedures liggen bij wijze van spreken te ‘verstoffen’ in de computerkast. Eenmalig die procedures nog eens doornemen, liefst mbv een simulatie, is niet afdoende.


Door aldoor meer sensoren in te bouwen, wordt het aantal gegevens die in de gaten gehouden moet worden groter. Om dat weer in de hand te houden, wordt door middel van automatisering steeds meer ‘intelligentie’ in de machines gestopt. En daar moet je dan maar op vertrouwen. Mooi voorbeeld is het gebruik van het woord algoritme, zie bijvoorbeeld de zoekmachines van Google. De programmeur heeft met een inhoudsdeskundige allerlei keuzes gemaakt en een programma geschreven met specifieke stappen die in een specifieke volgorde uitgevoerd worden om een bepaald eindresultaat te bereiken. Opvallend is dat in weinig gevallen de algoritmes uitgelegd worden. Als jij en ik de algoritmes niet begrijpen, kan je nooit anticiperen op de acties en de beperkingen van de automatisering, stelt Carr. Voor vakmanschap is inzicht cruciaal, maar als dat inzicht niet gegeven kan worden omdat de machine of de programmatuur een black box is ......

Tevens loert het gevaar dat er waarschuwingsmoeheid optreedt; des te meer sensoren, des te meer signalen. Menig operator of zorgprofessional laat bepaalde signalen gewoon aan zich voorbij gaan….. Mensen kunnen niet multitasken en focus is gevraagd. Vraag maar eens aan senior operators waar zij op letten en vergelijk dat maar eens met de handboeken. De praktijkman heeft al lang zijn weg in de rode lampjes en notificaties gevonden. En toch is het verstandig om dit regelmatig tegen het licht te houden en met elkaar te doorgronden. Bij een overdaad aan signalen, kiest men veelal de oplossing van meer automatisering, zodat het systeem zal anticiperen.

En als de juiste feedback ontbreekt, is efficiënt leren lastig en kan zelfs iemand die bijzonder gemotiveerd is, maar weinig vooruitgang boeken. En dan bedoel ik niet de algemene feedback die mensen nu bijvoorbeeld terug krijgen als ze een wearable of stappenteller gebruiken. Dan bedoel ik de feedback die op jou is toegesneden.
Voelbare of haptische feedback is effectiever is dan enkel visuele aanwijzingen om iemand attent te maken op belangrijke veranderingen. De nieuwste wearables om je pols maken daar gebruik van. Carr geeft het voorbeeld van de airbus: de airbus kent geen stuurknuppel meer en de co-piloot ziet niet meer of de piloot de stuurknuppel naar voren of naar achteren doet. Visueel krijgt hij minder snel feedback of de ander de juiste actie onderneemt.

Handelen en denken 
John Dewey schreef dat handelen is denken en denken is handelen. Lichamelijk handelen en zintuiglijke perceptie spelen een essentiële rol bij de ontwikkeling van ons denken, onze herinneringen en onze vaardigheden. Dat heeft alles te maken met ervaren en verbinding maken. We brengen steeds minder tijd door met handelen en we leven en werken steeds meer met het computerscherm. We verliezen contact met ons lichaam en leggen zintuiglijke beperkingen op aan ons bestaan. Carr vertelt smeuïg dat steeds meer mensen op weg naar hun bestemming met name naar hun smartfoon kijken en de omgeving nauwelijks meer ‘zien’. Een ander voorbeeld zijn de zogenaamde wearables; blind vertrouwen op de
bio-feedback en niet meer kunnen luisteren naar je lichaam of geest. We zijn te weinig bezig software programma’s te programmeren die onze greep op de wereld niet langer verzwakken maar juist versterken. Er bestaat vast wel een manier om de glazen kooi open te breken zonder al die voordelen te verliezen die computers bieden, schrijft Carr.

Automatisering voor de mens 
Carr houdt een pleidooi voor een op de mens gerichte automatisering. Het doel is daarbij dat niet alleen optimaal gebruik wordt gemaakt van de snelheid en de precisie van de computer, maar dat de operator, de piloot, de architect, ….. ook geëngageerd, actief en alert blijft in het werk. Software kan zodanig worden geprogrammeerd dat de besturing van kritieke functies vaker en op onregelmatige tijdstippen wordt overgedragen van de computer naar de mens. Carr suggereert dat beslissing ondersteunende toepassingen het beste werken, als ze de benodigde informatie leveren op het moment dat hij/zij dat nodig heeft, zonder een specifieke aanpak te suggereren. De beste expertsystemen bieden mensen alternatieve interpretaties, hypotheses of keuzes. Carr stelt ook nuchter dat de ontwikkeling van een meer mensgerichte automatisering geen gemakkelijke weg zal zijn. De investering zal bij aanschaf namelijk wat hoger zijn en de baten zullen vrij lastig te kwantificeren zijn. 

Werkend leren
In lijn met het pleidooi van Wierdsma is het een uitdaging om binnen bedrijven een context te creëren waarin vakmanschap zich kan ontwikkelen met wisselende projecten en samenwerkingsverbanden. Een kanttekening is wel dat dit niet voor alle beroepsgroepen een perspectief biedt. Het is helder dat de traditionele opleidingswereld minder goed in staat is om bedrijven, het management en medewerkers op tijd toe te rusten voor al deze innovaties en disrupties. Ik zoek naar wegen om werkend leren soepel in te passen in de werkprocessen, waardoor medewerkers geëngageerd, actief en alert kunnen blijven in het werk. Ik ben blij met het concept van ‘embedded’ leren van Jennings. Geïnspireerd door Richard Sheridan (2013) suggereerde ik in mijn vorige blog dat organisaties meer op basis van leerprincipes georganiseerd zouden kunnen worden. Zie trouwens ook Billett (2001) en Simons (2003) in de Canon van het leren over 'werkleren'.

Carr zet mij op het spoor dat je in bedrijfssoftware leerprincipes zou kunnen verwerken; met andere woorden wanneer je in staat bent om in de drijvende kracht achter deze veranderingen leerprincipes te verwerken, zou je medewerkers en bedrijven optimaal kunnen bedienen. Wanneer de programmeur samen met een inhoudsdeskundige software voor de aansturing van een machine of productieproces ontwikkelt, zou je direct een aantal leer elementen kunnen inbouwen, waarbij de ‘kijker’ gevraagd wordt om iets te gaan doen en alert te zijn. Je zou dat misschien gamification kunnen noemen. Op het moment van schrijven van dergelijke software, kent men de kritische punten van de machine of proces, eens te meer wanneer er ook een handleiding moet worden geschreven. Je zou kleine opdrachtjes kunnen inbouwen, die de operator aanzet tot denken en actie. Opdrachtjes die op willekeurige momenten op het scherm tevoorschijn komen. Zorg er dan ook voor dat er uitgewisseld moet worden met collegae. Door leer elementjes in te bedden in werk software, is de kans ook veel groter dat mensen zich verbinden met die content of het issue en zullen zij het issue direct verbinden met de context, het werk en dat vergroot de kans dat je het voor een tijdje onthoud. En zorg voor herhaling, anders gaat de vakbekwaamheid weer verloren. Dit vraagt wel een en ander van de organisatie; je zal namelijk in de ontwerp specs voor een nieuwe installatie of een proces het onderwerp leren en de leer principes mee moeten nemen.

Een inspirerend voorbeeld wat betreft inzet van nieuwe technologie in de zorg en industrie is de toepassing van ‘wearables’ zoals google glass door het bedrijf SomeHow.
Voor het onderhoud van machines in de fabriek heeft de technicus met google glass beide handen vrij voor het onderhoud. Een expert kan op afstand als ware door zijn bril meekijken en er kan hands-free overlegd worden. Relevante informatie over die betreffende machine wordt getoond via de app en historische data zijn in te zien. In de zorg kan een arts vanaf zijn werkkamer via google glass door de ogen van de verpleegkundige volgen hoe bijvoorbeeld de wonden worden verzorgd bij een patient thuis, over werkend leren gesproken! Hiermee kan de patiënt veel eerder naar huis en hoeft minder vaak naar het ziekenhuis om een en ander te laten checken. In opleiding kan de docent of expert op deze wijze veel makkelijker even over de schouder van de trainee meekijken.

Slotwoord
Het boek van Carr heeft mij tot nadenken aangezet. De ene 'disruptive' innovatie na de andere wordt ons onder de aandacht gebracht waarbij automatisering een drijvende kracht is. De bekendste verhalen gaan over Uber en Airbnb. Ondertussen zijn alle grote energie concerns in grote nood en komt de burger steeds meer aan het stuur in de zorg (zie e-health). Nog even en de dokter doet voor een deel hetzelfde werk als een call centre medewerker……. Volgens Wierdsma toont vakmanschap zich in het vermogen om te gaan met weerstand en afwijkende situaties en dat vraagt toewijding en tijd. Het vraagt ook veerkracht en flexibiliteit om dit vermogen effectief verder te ontwikkelen. En dat geldt natuurlijk ook voor ons leer professionals; hoe gaan wij ons vakmanschap en ons vermogen verder ontwikkelen, om op al deze ontwikkelingen in te kunnen spelen? Wat kunnen wij bijdragen opdat mensen engaged, actief en alert blijven, waardoor zij lol in hun werk kunnen hebben, morgen en over 10 jaar?

No comments:

Post a Comment